31
Oppervlakkige ademhaling. Flauw licht dat vanuit de gang op het gezicht van de slapende Eyran viel. Stuart Capel stond over het bed gebogen en dacht na. Vanuit sommige hoeken kon hij op Eyrans gezicht Jeremy’s gelaatstrekken herkennen. Hij dacht terug aan Jeremy toen hij nog klein was en ze samen speelden. Eyran was de laatste link met die herinneringen. Verloren nu, allemaal zo ver weg, en nóg verder weggedrukt door de verwarring en nachtmerries die Eyrans geest teisterden. En de Eyran die hij zich herinnerde – de zorgeloos glimlachende jongen van voor het ongeluk, van hun bezoek aan Californië – bleef buiten zijn bereik.
Zeven sessies in vijf weken. Was Eyrans toestand erop vooruitgegaan ? Zeker, de frequentie van de dromen was afgenomen. Voor de sessies waren dat er gemiddeld twee per week geweest, en nu nog maar één per week of per tien dagen. Bovendien waren ze minder gewelddadig en beangstigend. Van de vier dromen van de afgelopen vijf weken waren er twee met en twee zonder Gigio geweest.
De laatste ontwikkeling vond Stuart het moeilijkst te accepteren: regressies die teruggingen tot vorige levens ? Gigio niet langer een zelf gecreëerde, beschermende persoonlijkheid uit het deel van Eyrans psyche dat weigerde te aanvaarden dat zijn ouders dood waren, maar iemand die echt had bestaan ? Een leven dat
Eyran blijkbaar van 1953 tot 1963 in Frankrijk had geleid ? Als Christian Rosselot ? Hij schudde zijn hoofd. Het was zo onwaarschijnlijk, bespottelijk, de zoveelste afslag op die vreselijke weg die ze sinds Jeremy’s dood hadden moeten volgen. Maar deze zijweg zonder herkenningspunten en verkeersborden leidde hen onverbiddelijk weg van het enige element van Eyrans toestand waaraan hij zich vast kon klampen: het niet accepteren van de dood van zijn ouders. Daar kon hij zich iets bij voorstellen. Hij had dat gevoel soms zelf ook heel sterk, hij had de afgelopen weken erg zijn best moeten doen om Jeremy’s dood te accepteren, en was daar maar voor een deel in geslaagd. Een vriendelijk gezicht in zijn dromen, iemand die hem meenam om Jeremy terug te vinden; hij kon zich voorstellen dat dat heel geruststellend was, heel troostend. Het zou hem op de een of andere manier het gevoel geven dat Jeremy niet helemaal weg was. Maar zijn terughoudendheid om Eyran in therapie te doen had voortgeduurd tot na de tweede sessie, toen David Lambourne hem had gewezen op het mogelijke gevaar van een dominerende tweede persoonlijkheid die Eyran over de grens van schizofrenie kon duwen. Pas toen had hij het gevoel dat hij de juiste beslissing had genomen en werden zijn eerdere angsten tot bedaren gebracht.
Nu die theorie in de prullenmand was verdwenen, waren Stuarts twijfels weer terug. Voor de laatste sessie met Marinella Calvan had hij tegen Lambourne zijn bezorgdheid uitgesproken over het voortdurende gewroet in Eyrans verleden. Lambourne had daarop geantwoord dat de vroegere, bestaande persoonlijkheid van Gigio/Christian ook een plotselinge scheiding van zijn ouders had ervaren en dat deze secundaire invloed daarom nog steeds van belang was. En afgezien van die gedeelde ervaring van het verlies waren er nog meer elementen die de twee levens met elkaar verbonden: het coma waarin beide jongens hadden gelegen, Eyrans hartstilstand, het korenveld uit Eyrans dromen, dat ook de laatste plek was die in Christians leven voorkwam. Door meer te weten te komen over Christian Rosselot, zouden ze beter in staat zijn Eyrans huidige probleem aan te pakken. Stuart was maar deels overtuigd geweest en waarschijnlijk was dat te zien geweest op zijn gezicht, want Lambourne had eraan toegevoegd: ‘Met deze laatste sessie van mevrouw Calvan zouden de belangrijkste uitstapjes naar het verleden gedaan zijn. We kunnen dan opnieuw bepalen in welke richting we de toekomstige sessies zullen sturen.’
Hoewel Stuart het niet helemaal eens was met Calvans visies, had hij wel veel waardering voor haar overtuigingskracht. Na de vorige sessie had ze hem en Amanda bedankt voor de mogelijkheid om haar in Eyrans verleden te laten graven en ze had uitgelegd hoe ze hoopte dat dat zou kunnen helpen: het was niet alleen een kwestie van symbolen, maar het vaststellen waar deze een grotere betekenis hadden. In welke van de twee levens was het niet accepteren van het verlies en de scheiding het sterkst geweest ? Hopelijk zouden de twee sessies en de aantekeningen en typoscripten ervan daar het antwoord op geven. En hun een sterker raamwerk verschaffen om de conventionele therapie op voort te zetten.
Calvan had op dat punt in de richting van Lambourne geknikt en Stuart had de wat bewolkte blik in Lambournes ogen gezien, alsof hij het daar niet mee eens was, of ze in een eerder stadium woorden hadden gehad over dat onderwerp. Maar Lambourne had zijn mond gehouden en Calvans knikje beantwoord met een geforceerd glimlachje.
De enige keer dat Stuart eerder met Calvan had gesproken, was gedurende de twintig minuten na haar eerste sessie met Eyran, waarin ze hem het een en ander had verteld over haar achtergrond van regressies met kinderen en xenoglossie. Ze gaf de voorkeur aan xenoglossiecases met kinderen vanwege de onwaarschijnlijkheid dat ze de taal op een andere manier hadden geleerd. Vloeiend Spaans, middeleeuws Duits, Fenicisch, onbekende regionale dialecten. Honderden erkende casestudies en publicaties, verzameld door haar en haar mentor, doctor Eminett Donaldson. Indrukwekkend allemaal, ongelofelijk. Op de een of andere manier te ongelofelijk om waar te zijn. Stuart had zijn twijfel niet uitgesproken, maar Calvan had die blijkbaar wel aangevoeld, want plotseling vroeg ze hem of hij, afgezien van Eyran, iemand kende die in coma had gelegen. Nee, die kende hij niet. Maar, drong ze aan, hij had waarschijnlijk wel gehoord over mensen die in coma hadden gelegen en die daarna aan amnesie leden. Geheugenverlies. ‘Ja,’ had hij geantwoord. Calvan had hem vervolgens in het kort uitgelegd dat als een periode van coma in staat was om het geheugen te wissen, de dood daar zeker toe in staat zou zijn. ‘Mensen hebben de neiging om niet in eerdere levens te geloven omdat ze zich gewoon niets herinneren van een eventueel eerder leven. Ze hebben niets om het aan te relateren. Maar dat betekent niet dat ze geen eerder leven hebben gehad. De meeste mensen onder hypnose herinneren zich eerdere levens. En mijn collega dokter Donaldson heeft grote successen geboekt met zijn sessies met kinderen tot ongeveer zeven jaar in wakende toestand. Daarna verdwijnt het vermogen om je voorbije levens te herinneren geleidelijk aan.’ Stuart kon haar voor zich zien, in Virginia, heen en weer lopend voor haar eerstejaarsstudenten, hen verbijsterend met deze zelfde woorden. Waarom was hij dan nog steeds zo sceptisch ? Hij moest terugdenken aan de woorden waarmee Marinella Calvan na de laatste sessie afscheid van hem had genomen. ‘We weten nu in elk geval dat het om een echt eerder leven gaat en het gevaar van mogelijke schizofrenie dus verdwenen is. We hoeven niet meer bang te zijn dat een tweede persoonlijkheid het heft in handen zal nemen.’
Maar die woorden hadden Stuart nauwelijks opgelucht. Iets concreets – iets waarbij hij zich in elk geval iets kon voorstellen – vervangen door iets wat hij nog steeds niet kon bevatten, dat zat hem gewoon niet lekker. Ondanks de duidelijke voordelen ervan die door Calvan werden benadrukt.
Toen hij tegen Amanda zijn twijfels uitsprak over de aanhoudende sessies, wierp ze hem onmiddellijk voor de voeten dat hij nooit voor therapie was geweest en dat hij, nu de eerste hindernis zich voordeed en de zaak een wending nam waar hij het niet mee eens was, al meteen bereid was om de handdoek in de ring te werpen. ‘Laat het aan de deskundigen over, Stuart. Het is hun probleem. Daarom hangen hun muren vol met diploma’s in de psychiatrie en psychologie en de jouwe niet. Je moet niet proberen hen te overtreffen op hun eigen vakgebied.’ Dus dat was hoe ze het zag. Het eeuwenoude meningsverschil. En als het hun probleem was en hij zich niet zo liet obsederen door Eyran, dan kon hij meer tijd aan zijn eigen gezin besteden. Aan Tessa en haar. Eyran werd gemakshalve even naar de zijlijn geschoven: hij was het probleem van een ander. Maar als Stuart de sessies een halt toeriep, dan was het probleem Eyran weer helemaal terug bij hen.
Maar Amanda’s opmerking, hoe verkeerd ze het ook zag, wieip wel een feller licht op zijn eigen twijfel. Oorspronkelijk had hij gehoopt dat de sessies de barrières zouden neerhalen en de denkbeeldige persoonlijkheid uit Eyrans geest zouden verdrijven. Dat hij weer dichter bij de echte Eyran zou komen. De Eyran die hij zich herinnerde. Maar nu was de persoonlijkheid een bestaande, en geen denkbeeldige. Geen persoonlijkheid die na een paar vragen op Lambournes bank opzij geschoven kon worden. En afgezien van zijn bezorgdheid over de vraag in welke richting de toekomstige sessies nu zouden sturen, vroeg hij zich ook af of het zijn scepsis was die deze bezorgdheid van brandstof voorzag, of het feit dat hij het niet wilde geloven. Aanvaarden dat er een tweede persoonlijkheid was die altijd in Eyran zou blijven bestaan, hoe diep ze ook in zijn onderbewustzijn groeven. Dat hij Eyran dus weer zou moeten delen.
Het was te laat om de avondvlucht naar Lyon te nemen, dus besloot Dominic nog een nacht in het Meridien te blijven. Hij koos voor de middagvlucht van de volgende dag, zodat hij de hele ochtend nog zou hebben om op nieuws van Marinella Calvan te wachten. Ze zouden hun laatste sessie om elf uur beginnen en hij verwachtte dat ze zijn voorstel vlak voor of direct na de sessie op tafel zou brengen, in de aanwezigheid van zowel Lambourne als de Capels.
Hoewel ze haar twijfel tegen hem had uitgesproken, hadden haar vragen en oprechte belangstelling hem de indruk gegeven dat ze hem graag wilde helpen. Dominic was hoopvol. Om elf uur was er nog niet gebeld. Ze had dus of het onderwerp nog niet op tafel gebracht, of ze wilde de sessie niet ophouden, of ze wilde hem niet bellen als de Capels er nog waren. Of misschien waren ze wel tot een akkoord gekomen en zou ze een paar van de prangende vragen meteen stellen. Hij zou nog een uur of zo geduld moeten hebben.
Dominic moest die tijd zien te doden. Hij had eerder al naar het bureau in Lyon gebeld om zich door inspecteur Guidier, zijn plaatsvervanger terwijl hij weg was, bij te laten praten over de stand van zaken in Frankrijk. Nu belde hij Guidier nog een keer en vroeg hem contact op te nemen met het openbaar ministerie in Lyon. ‘Probeer Verfraigne te pakken te krijgen. Het is in dit stadium alleen nog een hypothetische zaak.’ Dominic legde uit wat hij wilde: de vermoedelijke rechtsgangprocedure voor een moordzaak die na meer dan dertig jaar wordt heropend. Alle mogelijke obstakels en valkuilen. ‘Hij valt niet onder de jurisdictie van Lyon, maar die van Aix-en-Provence. Dus de namen van procureurs en degenen die in een dergelijk scenario hoger in de hiërarchie zitten, zouden ook nuttig kunnen zijn.’ Guidier werd nieuwsgierig. Iets interessants ?’ ‘Kan zijn. Kan zijn.’ Dominic wilde er niets over zeggen totdat hij Marinella Calvan had gesproken, wilde het lot niet tarten. Maar informatie inwinnen over de te volgen procedure gaf hem tenminste het gevoel dat de zaak in beweging werd gezet. ‘Ik vertrek hier om tien over halftwee. Maar ik zal pas om een uur of zes, zeven op het bureau in Lyon zijn. Alleen om een paar dossiers op te halen voordat ik voor het weekend naar Vidauban vertrek.’ Hij gaf het telefoonnummer van het hotel voor als er eerder nieuws was.
Dominics tweede telefoontje was naar Pierre Lepoille van Interpol. Lepoille was een van de beste Interpol-agenten die hij kende. Hij was een jaar of vijfentwintig geweest en had research gedaan toen ze samenwerkten op het bureau van Interpol in Parijs. Lepoille was nu vierendertig jaar en een echte telg van het elektronische tijdperk. Een wandelende encyclopedie met kennis over de meest uiteenlopende onderwerpen, en wat hij niet wist, kon hij met een paar aanslagen op zijn toetsenbord oproepen: Interpols eigen databank, het AIS-programma van de FBI, Minitel of Internet.
Lepoille maakte deel uit van de vaste staf van inlichtingenofficieren die politiefunctionarissen zoals hijzelf begeleidde tijdens hun twee jaar durende stage bij Interpol. Of contacten onderhield met ontelbare politiekorpsen over de hele wereld. Toegang krijgen tot databanken, codes breken, dwars door de maagdelijke barrières van cyberspace stormen, er waren maar weinig geheimen veilig voor Lepoille. De gedachte aan een crimineel die werd aangehouden in Kuala Lumpur terwijl er een onderzoek naar hem liep op een sheriffskantoor in Tupelo in Mississippi, dankzij een paar trefzekere aanslagen op zijn toetsenbord, vond Lepoille ronduit verslavend.
Zijn enige andere verslaving waren Gauloises, maar aangezien er in de computerruimte niet meer gerookt mocht worden, waren Lepoilles beide verslavingen ernstig met elkaar in conflict. Hij greep dan ook elk excuus aan om even naar de kantine te gaan, stak al op zodra hij de deur van de computerruimte achter zich dicht had gedaan en stak vervolgens de ene Gauloise met de andere aan. Maar na enige tijd begonnen dan de ontwenningsverschijnselen van het weg zijn van zijn computer te sterk te worden en ging hij weer gauw terug. Dominic herinnerde zich heel wat gesprekken met een kettingrokende Lepoille in de kantine. ‘Dominic. Leuk weer eens iets van je te horen. Dat is lang geleden.’
Ze spraken een paar minuten over de gebeurtenissen van de afgelopen acht maanden, toen ze elkaar voor het laatst hadden gezien, en toen vroeg Dominic wat hij wilde: ‘Parapsychologie. Zaken die zijn bewezen door paranormale fenomenen, ook zaken waarin dat is mislukt. En in het laatste geval ook de juridische obstakels die daarbij de kop opstaken.’ ‘In Frankrijk, of ook daarbuiten ?’
‘Vooral in Frankrijk. Maar grote, grensverleggende zaken in het buitenland kunnen ook nuttig zijn.’
‘Oké.’ Lepoille vroeg hem niet waar het voor was. De talloze verzoeken om inlichtingen die hij wekelijks kreeg, hadden hem wat afgestompt. Lepoille had er een gewoonte van gemaakt er niet meer naar te vragen.
Dominic gaf hem zijn nummer in Vidauban voor het geval hij morgen of overmorgen al nieuws zou hebben en nam afscheid. Toen slaakte hij een diepe zucht en leunde hij achterover. Het was gebeurd. De zaak was in beweging gezet. Hij kon nu niets anders doen dan wachten op wat er terugkwam. Hij keek op zijn horloge: acht voor twaalf. Over acht minuten zou Calvan klaar zijn. De telefoon kon overgaan en dan zou hij weten of zijn bezigheden van de afgelopen vijftig minuten tijdverspilling waren geweest of niet.
Om kwart over twaalf, toen hij nog steeds niet was gebeld door Marinella Calvan, begon Dominic nerveus te worden en keerden zijn twijfels in volle hevigheid terug. Hij besefte hoe dom hij waarschijnlijk was geweest, hoe hij zijn blinde enthousiasme de vrije loop had gelaten en over Calvans twijfels heen was gewalst, die had weggeduwd op dezelfde manier waarop Christian zich de moord niet wilde herinneren. Dominic begon allerlei andere, voornamelijk mankgaande excuses te bedenken voor het feit dat ze nog niet had gebeld, en tenslotte nam hij de hoorn van de haak. Hij kon de gedachte aan nog een uur wachten bij de telefoon, totdat hij naar het vliegveld moest, terwijl hij het zo graag wilde weten, niet langer verdragen. ‘Ze is er helaas niet.’ David Lambournes stem. ‘Ze is gaan winkelen. Ze moest blijkbaar nog een paar dingen kopen voordat ze terugvliegt naar Virginia.’ ‘Hoe laat vertrekt ze ?’
‘Vanavond. Halfzeven, zeven uur.’ Een korte stilte. ‘Kan ik misschien iets voor u doen, inspecteur Fornier ?’ ‘Het was alleen dat ze had gezegd dat ze me zou bellen.’ Als Lambourne iets wist, dan zou hij daar hopelijk over beginnen. Maar hij zei alleen maar: ‘O, ik begrijp het.’ Dominic wilde hem niet rechtstreeks vragen of ze de zaak met hem had besproken. Dat was te lomp. ‘Ziet u haar vandaag nog, of gaat ze meteen terug naar haar hotel ?’
‘Ze zei dat ze tussen drie en vier waarschijnlijk nog een halfuurtje langs zou komen, om een paar laatste aantekeningen met me door te nemen voordat ze vertrok.’
Laatste aantekeningen ? Dominic vroeg zich af of ze dat moment had gekozen om het onderwerp ter sprake te brengen en dat de reden was dat ze hem nog niet had gebeld. Maar toen bedacht hij zich dat hij om die tijd zelf onderweg naar Lyon zou zijn. ‘Kunt u haar vertellen dat ik heb gebeld ? Het is heel belangrijk. Ik vertrek straks zelf, maar ze kan een bericht achterlaten op het bureau, of me in het weekend op dit nummer bereiken.’ Dominic gaf Lambourne de nummers van zijn hoofdkwartier in Lyon en zijn huis in Vidauban en hing op. De daaropvolgende vierentwintig uur werd Dominic heen en weer geslingerd tussen twijfel en hoop over wat Calvan hem te melden zou hebben.
Er was geen nieuws of bericht voor hem toen hij om tien over halfzeven op het bureau in Lyon aankwam, alleen een dossier met spoed, dat Guidier op zijn bureau had gelegd en bekeken moest worden voor een vooronderzoek op maandag, en een briefje: Verfraigne is tot maandag op het gerechtshof. Dan volgt meer informatie. Maar zijn assistent wist de naam van de procureur in Aix: Henri Corbeix. Dominic pakte het dossier en het briefje en belde Monique om te zeggen dat hij onderweg was. Hij had haar al gebeld voordat hij aan boord van het vliegtuig ging om haar te vertellen dat ze het weekend naar Vidauban zouden gaan. Hopelijk zou ze het
meeste al hebben ingepakt en voorbereid. Toen hij thuiskwam stonden de koffers al bij de deur, maar ze had ook een zeebaars gebakken, met pepers en dille op een bedje van rijst. Zijn lievelingsmaal. Er stond een glas witte bordeaux naast. Ze had zelf al gegeten, maar ze dacht dat hij wel iets zou willen eten voordat ze vertrokken.
Hij grijnsde verontschuldigend. ‘Het spijt me. Ik heb aan boord van het vliegtuig al gegeten, dus veel honger heb ik niet,’ loog hij. ‘Ik had het je moeten zeggen toen ik je belde.’ Monique keek naar het eten. Hij kon niet zeggen of ze even uit het lood was geslagen door zijn weigering, of dat ze gewoon stond na te denken over wat ze met de vis moest doen. Hij wilde graag zo snel mogelijk weg om te zien of er op het antwoordapparaat in Vidauban een bericht van Marinella Calvan stond, maar nu voelde hij zich schuldig. ‘Hoe lang heb je nodig ?’ ‘Een minuut of vijf, zes. Ik moet me alleen nog even opmaken en een paar dingen in een tas stoppen.’
‘Nou, nu je het toch al hebt klaargemaakt, ziet het er te goed uit om het weg te gooien. Ik zal kijken wat ik op kan.’ Tegen de tijd dat Monique klaar was, had hij al de vis en twee derde van de rijst op, en sloeg hij zijn laatste slok bordeaux achterover terwijl hij de eerste tassen van de grond pakte. ‘Is er ergens brand ?’ vroeg Monique toen ze halverwege de rit waren.
Dominic had tot op dat moment niet beseft hoe hard hij reed: 168 kilometer per uur, terwijl hij meestal niet harder dan 130, 140 reed. Hij minderde vaart tot 150 kilometer per uur. Na de vlucht en de gebeurtenissen van die dag was Dominic doodmoe. Het laatste stuk van de rit deden de koplampen van het tegemoetkomende verkeer pijn aan zijn ogen, vooral op de onverlichte wegen toen ze hun boerderij bij Vidauban naderden. De rit had twee uur en twintig minuten geduurd, terwijl ze er meestal bijna drie uur over deden.
Maar toen hij op de afspeelknop van het antwoordapparaat drukte, stonden daar geen berichten van Calvan op. Alleen een bericht van Lepoille. ‘Paranormale fenomenen. Interessant spul. Ik heb nog niet veel in Frankrijk kunnen vinden, maar ik blijf het proberen. Wel vrij veel uit de Verenigde Staten, waaronder een paar grote zaken. Ik heb morgen een korte dienst, van twaalf tot vier. We praten dan verder.’
Monique zag zijn gezichtsuitdrukking toen hij opkeek van het antwoordapparaat. ‘Is er iets mis ?’
‘Nee, niets… niets.’ Het was waarschijnlijk meer zijn teleurstelling die ze bespeurde dan dat ze reageerde op het korte bericht op het bandje. Calvan zou nu halverwege haar lange vlucht naar Virginia zijn, dus vanavond hoefde hij geen berichten meer te verwachten. En met het tijdsverschil zou hij op zijn vroegst morgen aan het begin van de middag gebeld kunnen worden.
De volgende ochtend merkte Monique zijn rusteloosheid op. Er vielen stilten in hun gesprekken tijdens de koffie en het verse brood dat ze erbij aten. Als het warm genoeg was, aten ze meestal buiten, maar het was die ochtend nogal fris, zodat ze een dikke badjas over haar T-shirt en spijkerbroek droeg. Dominic droeg een sweatshirt.
Ze vroeg zich af of zijn spanning te maken had met het cassettebandje en het typoscript dat ze had gelezen, en zijn trip naar Londen. Psychoanalyses, regressies die teruggingen tot eerdere levens, stemmen uit het verleden, en nu een bericht over paranormale zaken op het antwoordapparaat. Waarschijnlijk was het voor hem allemaal net zo vreemd als voor haar. Toen ze dat eerste bandje hoorde, had ze al haar emoties weggedrukt, had ze haar twijfels ingeslikt en een mechanische volharding aangewend om de vragen voor te bereiden, zowel om zichzelf af te schermen als om het materiaal zo snel mogelijk terug te sturen naar degenen van wie het afkomstig was: die psychiaters, of oplichters, of wat ze ook waren.
Maar toen ze het typoscript las, merkte ze dat ze worstelde met een snel wisselende reeks emoties: ongeloof, boosheid, woede omdat het misschien bedrog was, en had ze bepaalde stukken steeds weer opnieuw gelezen, zoekend naar fouten en bewijzen dat het was verzonnen, en had ze het niet willen geloven… totdat ze het tenslotte had moeten accepteren; een aanvaarding die dwars door haar heen sneed en haar tot op het bot verkilde. Het was Christians stem. Daar bestond geen twijfel over. Ze wist niet hoe of waarom, deed ook niet of ze er iets van begreep. Maar hij was het. En zij deed haar plicht; na drie pogingen om haar gedachten in een paar regels op papier te zetten zonder onsamenhangend of overdreven emotioneel te klinken, had ze haar korte bericht naar Londen gefaxt.
Ze had niet gehuild, toen. Haar tranen waren de volgende ochtend pas gekomen, toen ze het typoscript nog eens doorlas. De eerste keer had ze het puur klinisch en objectief gelezen, met als enige vraag: is dit Christians stem ? Alsof ze een deskundig karakter- of stemanalist was. Maar de tweede keer was ze echt gegrepen door Christians stem, had ze zich de zachte klank herinnerd, de vreugde en opwinding die erin doorklonken, altijd zo open en onschuldig: ‘… Het was gemaakt van een schelp in de vorm van een oud galjoen. Het lampje erin maakte de schelp bijna doorzichtig en het licht scheen door de patrijspoorten naar buiten. Het was prachtig.’ En op dat moment had ze Christians gezicht duidelijk voor zich gezien, zo blij toen Jean-Luc hem de rest van het geld gaf en de winkeleigenaar het galjoen van de plank pakte en aan Christian gaf. En toen kwamen al die andere momenten dat hij blij was geweest plotseling bij haar op: toen hij trots naar haar opkeek met een van zijn eerste tekeningen van school, toen ze de arm van zijn Topo Gigio-pop er weer aan had genaaid en hij haar zoende om haar te bedanken, toen hij haar vroeg of ze hem een verhaaltje wilde voorlezen nadat ze hem in bed had gestopt, die heldere groene ogen die vol verwachting naar haar opkeken. Het zachte gevoel van zijn handjes op haar wangen. Nu allemaal weg. Voorbij. Al zoveel jaren voorbij. Al zo lang.
Haar tranen hadden haar plotseling overvallen en haar langgerekte snikken hadden haar lichaam oncontroleerbaar doen schokken. En ze had heen en weer gewiegd in het ritme van haar gesnik, talloze keren ‘al zo lang’ gemompeld, alsof het een mantra was die er uiteindelijk voor zou zorgen dat ze haar zelfbeheersing terugvond, weer normaal werd. Verdriet dat haar plotseling overviel na al die jaren kwam haar onbekend voor. Ze had al veertien jaar niet meer om Christian gehuild, sinds Geromes tiende verjaardag, toen ze zich plotseling Christians tiende verjaardagsfeestje had herinnerd, zijn laatste. Maar dat hielp evenmin, en haar gevoel van schaamte omdat ze al zo lang niet had gehuild, maakte de zaak alleen maar wranger. Misschien had ze Dominics lievelingsmaal wel klaargemaakt om haar verdriet en verwarring te verbergen toen hij thuiskwam. Daar. Zie je wel. Alles is oké. Normaal.
Ze had tijdens de rit niet veel gezegd, wilde het onderwerp niet ter sprake brengen voor het geval haar emoties en tranen haar weer zouden overspoelen. Ze had het typoscript gelezen en de stem herkend. Ze had haar fax naar Londen gestuurd. Ze had gehuild. Het was afgelopen.
Maar toen had ze gemerkt dat Dominic ook niet veel zei, dat hij rusteloos en gespannen leek en harder reed dan normaal. En nu, vanochtend, terwijl hij zijn koffie dronk, voelde ze diezelfde spanning.
‘Is er iets gebeurd in Londen ? Je lijkt zo onrustig, alsof je op nieuws zit te wachten.’
‘Ik ben gewoon moe.’ Dominic forceerde een glimlach. ‘En ik zal een hoop werk moeten inhalen. Je weet hoe het gaat als je weg bent. Het werk stapelt zich op.’
‘ Ik vroeg me af of het misschien iets te maken had met die bandjes en typoscripten. Dat die je op de een of andere manier van streek hebben gemaakt.’
Dominic keek haar aan. Het bleke licht van de vroege ochtend viel op de lijntjes van verdriet op haar gezicht. Lijntjes waarvan hij had gehoopt dat ze in de loop der jaren zouden verzachten en niet meer terug zouden komen. Ze was nog steeds ongelofelijk mooi, een donkere Sophia Loren met maar weinig grijs in haar donkere haar. En als hij naar haar glimlachte, dan zou ze die glimlach beantwoorden en kon hij diezelfde lijntjes zien als lachlijntjes, en zouden de pijn en de droevige herinneringen plotseling verdwenen zijn. Maar hij had het gevoel dat ze meer voor zichzelf dan voor hem sprak. Hij stak zijn hand uit en legde die op de hare.
‘Natuurlijk was ik erdoor van streek. Maar ik maakte me meer zorgen over het effect dat ze op jou zouden hebben.’ ‘Ik heb een beetje gehuild. Maar nu ben ik weer oké.’ Ze forceerde een glimlach en voelde hoe haar ogen weer een beetje gingen branden. Ze was niet van plan geweest om te zeggen dat ze had gehuild, maar even wat medeleven en een glimlach van Dominic en het was eruit. Hij had dat effect op haar. ‘Weet je het zeker ?’
Ze knikte alleen maar, sloeg haar ogen neer en nam een slokje koffie.
Dominic vroeg zich af of het wel zo’n goed idee was geweest om het weekend naar Vidauban te gaan. Het had een goed idee geleken om weg te gaan, zowel voor hem als voor Monique. Maar nu hij de halve wereld zijn telefoonnummer had gegeven en hij hoopte onderuitgezakt in zijn stoel te kunnen zitten terwijl de reacties kwamen binnenstromen, voelde hij zich opeens geisoleerd, rusteloos. Nog vier uur wachten voordat Lepoille zou bellen, nog vijf of zes voordat hij iets van Calvan zou horen. Hij kon aan Guidiers dossier beginnen om de tijd te doden, maar hij betwijfelde of hij zich voldoende zou kunnen concentreren. Hij werd te veel door andere dingen in beslag genomen. En wat Monique betreft vroeg hij zich af of Vidauban misschien niet te nostalgisch was meteen na het lezen van het typoscript. Dat had hij pas bedacht toen ze de vorige avond de oprit op reden en hij het huis en het erf in het licht van de koplampen zag. Toen ze het zes jaar geleden hadden gekocht, leek er voldoende tijd verstreken te zijn sinds Christian en Taragnon om haar daaraan te herinneren. Alleen de nostalgische link met een streek waarvan ze veel hadden gehouden. Het huis zag er ook anders uit dan de boerderij in Taragnon: de voorgevel was helemaal recht. Maar drie jaar geleden had hij er een kleine kantoorruimte aangebouwd en vanaf dat moment was de gelijkenis veel groter geweest. Behalve dat zijn kantoor een groot raam had met uitzicht op het erf, in plaats van de blinde muur van de zijkant van Jean-Lucs garage. En zij keken niet uit op het open veld maar op een kleine rotstuin die opliep naar een groepje dennenbomen en een halfsteens muurtje twintig meter verderop, dat hun perceel van het volgende scheidde. Het enige open veld dat zij konden zien, lag achter de tuin aan de andere kant van het huis. Na het ontbijt trok Dominic zich terug in zijn werkkamer omdat hij niet wist wat hij anders moest doen. Hij bladerde wat papieren en dossiers door en bekeek de eerste bladzijden van Guidiers dossier zonder dat het echt tot hem doordrong. Pas na tienen verscheen Gerome op de patio voor zijn ontbijt en kwam Dominic weer naar buiten om hem gedag te zeggen. Met zijn werk ging het goed. Met Jaqueline ging het ook goed, vertelde Gerome grijnzend. Ze was niet gekomen, omdat hij naar een vriend in Montpellier zou gaan. Hij zou in Montpellier blijven overnachten en ze zouden hem morgen omstreeks het middaguur wel weer zien. ‘Nog een paar uur werken aan de computer en ik ben weg.’ Computer. Dominic dacht weer aan Lepoille. Nog drie uur voordat hij op kantoor zou zijn.
Dominic raakte eindelijk geïnteresseerd in Guidiers dossier: berovingen op grote schaal vanaf een motorfiets. Twee jongeren op een motor, die de afgelopen zeven maanden gemiddeld twaalf berovingen per week hadden gepleegd, hadden bijna een mini misdaadgolf veroorzaakt. Toen ze tenslotte waren gepakt, was het aantal straatroven gedaald tot niet meer dan vijf per maand. Toen om tien over elf de telefoon rinkelde, werd hij helemaal in beslag genomen door het dossier en moest hij zich eruit losrukken. Het was Lepoille. Zijn enthousiasme was aanstekelijk, hoewel Dominic het moeilijk vond om het allemaal telefonisch te bespreken. In de Verenigde Staten waren verscheidene zaken geweest die met paranormale fenomenen te maken hadden, met als belangrijkste: de ‘Son of Sam’-moorden, de Boston Strangler, de zaak van Mona Tinsley en die van Manson/Bugliosi, het uitoefenen van psychische invloed op anderen om hen een moord te laten plegen. Sommige politiedepartementen maakten er zelfs regelmatig gebruik van als al het andere mislukt was: de namen Gerard Croiset en Peter Hurkos werden hierbij het vaakst genoemd. Maar tot nu toe heel weinig in Frankrijk. ‘Behalve de nabestaanden in de Petit Gregoire-zaak die al in een vroeg stadium een medium hadden geconsulteerd om te weten te komen of de jongen dood was of alleen maar werd vermist. De politie hier schijnt nauwelijks haar heil te zoeken bij paranormaal begaafden, alleen familieleden en soms de pers. En het komt zelden voor dat er in een officieel politieonderzoek of bewijsmateriaal voor de rechtbank gebruik van wordt gemaakt. Ik ga een paar tips in Parijs na, maar daar weet ik maandag meer over. Ik heb een hele stapel prints van Interpol en e-mails op mijn bureau liggen. Een deel kwam gisteravond, maar het meeste kwam vanochtend binnen. Ik zal ze maandag allemaal naar je toe fietsen.’ ‘Geweldig. Ik verheug me er nu al op.’ Hopelijk kwam er iets uit tevoorschijn als hij ze las, want uit Lepoilles korte beschrijvingen kon hij niet meteen iets opmaken. ‘En bedankt voor je hulp, Pierre.’
Maar zes uur later, toen hij nog steeds niet was gebeld door Marinella Calvan, begon Dominics opwinding weer te tanen en de twijfel weer toe te nemen. Hoewel die deze keer, in tegenstelling tot daarvoor, terecht was. Het was nu middag in Virginia en hij had zijn dringende verzoek bij Lambourne achtergelaten. Ze was helemaal niet van plan hem te bellen. Misschien had ze er zelfs bij gezeten toen hij Lambourne belde en hem gebaard dat hij moest zeggen dat ze er niet was. Als hij maandag zijn pakje van Lepoille kreeg, kon hij het waarschijnlijk meteen in de prullenmand gooien. Het was dom van hem geweest om zo hoopvol te zijn.
Marinella Calvan was met de United Airlines-vlucht van tien voor acht op weg naar Virginia. In de stoel naast haar zat een heel dikke en overvriendelijke handelsreiziger die Bob heette en op weg was naar Richmond, bij wie ze zich tenslotte met een paar beleefde hoofdknikjes had geëxcuseerd om zich weer te verdiepen in het dossier op haar schoot.
Ze had aantekeningen gemaakt op een nieuw blaadje papier terwijl ze het typoscript doorlas. De gedetailleerdheid was opvallend te noemen. Ze kenden nu alle belangrijke feiten over Christian Rosselots leven: waar hij woonde, waar hij naar school ging, wat zijn dagelijkse en wekelijkse gewoonten waren, en een rijke schat aan herinneringen, waarvan enkele die alleen hij kon weten. Ze had de laatste sessie voornamelijk gebruikt om de gaten in te vullen. Maar op een zeker moment, toen Christian het had over zijn beste vriend Stephan, was ze met een ruk rechtop gaan zitten en was haar huid gaan tintelen. ‘Hij zat bij mij op school, maar hij woonde aan de andere kant van het dorp. Het was Stephan waar ik naartoe ging op die dag dat ik in het korenveld verdwaalde… Ik heb het niet gehaaid naar zijn huis.’ ‘En heb je Stephan daarna nog gezien ?’ ‘Nee… nee.’
Marinella stond op het punt om te typen: Vertel me meer over die dag. Heb je iemand anders ontmoet ? Hoe kwam het dat je niet bij Stephans huis kon komen ? Maar Lambourne had haar met een scherpe blik aangekeken, en zelfs Eyrans simpele ‘nee’ had nerveus en aarzelend geklonken, en zijn ademhaling was versneld. Ze kon Fornier bijna over haar schouder voelen meekijken, aandringend, haar aanmoedigend. Maar zelfs al kon ze die eerste vraag stellen zonder dat Lambourne ingreep, dan zou Eyran misschien zo overstuur raken, dat ze de rest van de sessie niets meer uit hem los zou krijgen. Dit was haar laatste kans. Ze nam Eyran mee terug naar gelukkiger tijden, toen hij speelde met zijn vriendje Stephan.
Nu schreef ze: Het korenveld is niet alleen een symbool voor Christians scheiding van zijn ouders, maar misschien ook die van zijn beste vriend. Christian kan Eyran zien als een plaatsvervanger van die beste vriend, de vriend die hij op die noodlottige dag niet kon bereiken.
Ze had geprobeerd het onderwerp van Forniers verzoek voorzichtig op tafel te brengen door te stellen dat er misschien nog meer vragen zouden zijn. Maar Lambourne had onmiddellijk afkerig gekeken en gezegd dat Stuart Capel had geklaagd over het laatste bandje, over de gerichte vragen die Eyran aarzelend en soms bijna defensief maakten. ‘Ik heb hem verzekerd dat deze laatste sessie meer open zou zijn en Eyran meer vrijheid zou bieden. Wat voor vragen ?’ En ze had gedaan of het niet echt belangrijk was. ‘Ze kunnen wel wachten.’ Als Lambourne en Stuart Capel zich al verzetten tegen een paar extra gerichte vragen, dan kon ze de sturing van de sessie in de richting van een officieel moordonderzoek wel helemaal vergeten. Ze had het tenminste geprobeerd.
Kort na de laatste sessie was ze gestuit op een andere mogelijke link: Er stroomde een rivier vlak bij de plek waar Christian Rosselots lichaam was gevonden, en in een van Eyrans dromen komt het beekje bij Broadhurst Farm voor, dat later uitgroeit tot een groot meer. Misschien gelooft Christian op een bepaalde manier dat als hij in staat was geweest die rivier over te steken, hij had kunnen ontsnappen aan zijn belager en zijn lot. En in Eyrans droom symboliseert het meer de scheiding van zijn ouders. Maar het is duidelijk dat Christian die scheiding het sterkst met water associeert.
Het debat met Lambourne over wie het gevoel van scheiding sterker ervoer – Christian of Eyran, in het heden of het verleden – was irrelevant. De links waren er allemaal. De Freud-aanhangers en conventionalisten zouden het prachtig vinden. Symbolen voor het verlies van dierbaren waren klassiek. Als ze in de verdediging gingen en probeerden zich eronderuit te wurmen, had ze meer dan genoeg informatie om hen mee om hun oren te slaan: dokter Torrens’ eerste aanbeveling om Eyran in therapie te doen, de EEG-afwijking in de hersenactiviteit die hij had geconstateerd, Lambournes sessies – zijn bezorgdheid over de dominantie van de tweede persoonlijkheid en de dreiging van schizofrenie – en tenslotte Eyran die onder hypnose in het Frans begon te praten en het feit dat zij erbij was gehaald. Een dossier met meer dan zestig pagina’s aantekeningen al voor de drie bandjes en het zesenveertig pagina’s tellende typoscript van haar eigen sessies, nu grondig gecontroleerd door een Franse hoofdinspecteur van politie en zijn vrouw. Niet een stel religieuze mafketels die hun kinderen Regenboogje of Zonnestraaltje noemden.
Het zou een goede publicatie worden, een van haar beste tot nu toe. Correctie: het zou een uitstekende publicatie worden. Marinella zette de hoofdtelefoon op en zocht de pop- en amusementskanalen af totdat ze wat klassieke muziek had gevonden. Offenbachs Barcarolle werd gespeeld.
Toen ze na het winkelen bij Lambourne terugkwam, had ze gehoord dat Dominic Fornier had gebeld. Ze voelde zich schuldig omdat ze hem niet had teruggebeld. Het beeld van hem, toen hij wegliep na hun gesprek, de onverzettelijke rechercheur die al die jaren de last van de twijfel op zijn schouders had gevoeld en zich nu vastklampte aan een laatste kans, stond in haar geheugen gegrift. Ze had haar hand uitgestoken naar de telefoon net voordat ze van haar hotel naar het vliegveld vertrok, maar had toen besloten het niet te doen. Ze zou hem morgen bellen. Ze was er niet zeker van of ze alleen opzag tegen zijn teleurstelling, of dat ze tijdrekte om betere woorden te vinden om het hem uit te leggen.
Griegs Morgenstimmung. Gedragen, rustgevend. Ze hoopte dat ze gauw in slaap zou vallen. Naast haar zat Bob in een tijdschrift te bladeren. Maar de volgende stukken – Brahms’ Hongaarse Dans en Tsjaikovski’s Slavische Mars – wekten haar weer uit haar sluimering en stimuleerden haar geest. Ze betrapte zichzelf erop dat ze het ritme van de Slavische Mars zat mee te tikken op de leuning van haar stoel terwijl ze dacht aan de belangrijkste punten van haar publicatie die al de sceptici die haar al die jaren hadden geplaagd, de mond moest snoeren. Pas toen Mozarts Andante begon, werd ze weer overspoeld door trage golven van rust en ontspanning en diende haar slaap zich weer aan.
Maar toen het derde gedeelte begon, trof de gedachte haar: een politicus.
De man die Fornier had verdacht, was nu een vooraanstaand politicus ! Een lid van het Europees Parlement. Een moordzaak. Heropend na meer dan dertig jaar. Met een van ’s lands belangrijkste politici als hoofdverdachte ! Als Forniers verdenking terecht was, zou dit een grote zaak worden. Een enorme zaak ! En een van de eerste die bewezen zou worden door regressie die terugging tot eerdere levens. Haar gedachten volgden elkaar in zo’n hoog tempo op, dat het haar bijna de adem benam. Ze zag het al helemaal voor zich: Oprah Winfrey was zeker, en ze zat de krantenkoppen van de New York Times en de Washington Post al te lezen terwijl ze werd geschminkt voor Maury Povich en Larry King: Ik heb begrepen dat deze zaak in Frankrijk net zo groot is als die van O.J. Simpson hier. Maar de toegevoegde waarde ervan is dat het doorslaggevende bewijs afkomstig was van PLT, en dat heeft het Franse rechtskundige establishment letterlijk in tweeën gespleten.
De zaak was al groot, maar het lag nu binnen haar mogelijkheden om hem reusachtig te maken. Als Forniers vermoeden juist was en ze speelde het goed, dan zou de zaak gedurende het hele proces alle Amerikaanse media domineren. Acht maanden lang, een jaar ? Dat zou meer bijdragen aan de acceptatie van PLT dan alle eerdere pogingen bij elkaar. De gedachten en beelden volgden elkaar razendsnel op: lezingen, meer overheidssubsidie, boeken, praatprogramma’s… Newsweek.
Ze hield haar adem in terwijl haar gedachten bezonken en haar aanvankelijke twijfel een zinloze strijd leverde met dit veelbelovende vooruitzicht, de enorme omvang ervan, en ze barstte plotseling uit in gelach. Een lach die snel zijn terughoudendheid verloor en heser werd.
Bob keek haar aan en zei iets. Ze zette haar hoofdtelefoon af. ‘Is dat de Bill Cosby Show vroeg hij. ‘Hij is grappig, hè ?’ ‘Ja. Maar niet half zo grappig als Mozart.’ Hij keek haar verbaasd aan en keek weer snel in zijn tijdschrift. Dat zou hem wel een tijd stil houden, dacht ze. Marinella zette haar hoofdtelefoon op, liet zich weer meeslepen door Mozart en deed langzaam haar ogen dicht. Zelfs als de dader niet de politicus was die Fornier verdacht, zou het aantonen van de schuld of onschuld van iemand die al veroordeeld was goed genoeg zijn voor een paar grote krantenkoppen, misschien wel op de voorpagina. Ze moest het ten minste proberen. Ze zou het zichzelf altijd kwalijk blijven nemen als ze een kans als deze liet lopen. Het was waarschijnlijk het beste als ze Fornier belde nadat ze met Lambourne en Stuart Capel had gesproken, want ze wilde hem niet weer hoop geven om hem vervolgens teleur te stellen.
Het zou niet eenvoudig worden. Alle obstakels die door Lambourne en Stuart Capel waren opgericht en haar tenslotte hadden doen afzien van het naar voren brengen van Forniers voorstel, stonden er nog steeds. Ze zou heel overtuigend moeten zijn.